« Les articles 14, § 2, de la loi INAMI et 23, alinéa 2,de la loi établissant les principes généraux de la sécurité sociale (qui définissent la notion de rémunération pour la sécur
ité sociale), d'une part, et l'article 35, § 3, alinéa 1, de la loi relative au droit d'aute
ur (qui autorise la cession de droits à l'employeur par le travailleur si cette possibilité est expressément prévue et que la prestation entre dans le champ d'application du contrat de travail), d'autre part, combinés les uns avec les autres, sont-ils ou non contraire
...[+++]s aux articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il s'ensuit que l'indemnité payée par l'employeur à un artiste-interprète ou exécutant lié par un contrat de travail, en raison de la cession de ses droits d'auteur et des droits voisins à laquelle l'artiste s'est engagé lors de la conclusion du contrat de travail, constitue la contrepartie de la cession de droits relatifs aux prestations effectuées en exécution du contrat de travail, de sorte que cette indemnité constitue, en règle, un avantage auquel le travailleur a droit à charge de l'employeur en raison de son engagement et fait donc partie de la rémunération sur la base de laquelle les cotisations de sécurité sociale sont calculées, alors qu'une indemnité identique payée à un artiste indépendant par son commettant n'est pas soumise à des cotisations dans le cadre du statut social des indépendants (article 11 de l'arrêté royal n° 38 du 27 juillet 1967 organisant le statut social des travailleurs indépendants) ? ».« Zijn de artikelen 14, § 2 van de RSZ-Wet en 23, tweede lid, van de Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid (die het loonbegrip voor de sociale zekerheid omschrijven) enerzijds, en art. 35, § 3, eerste lid, van de Auteurswet (dat de overdracht van rechten door de werknemer aan de werkgever toelaat als daarin uitdrukkelijk wordt voorzien en de prestatie binnen het toepassingsgebied van de arbeidsovereenkomst valt), gelezen in hun onderlinge samenhang, al dan niet in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat daaruit volgt dat de vergoeding die de door een arbeidsovereenkomst verbonden uitvoerende kunstenaar van zijn werkgever ontvangt, voor d
...[+++]e overdracht van zijn auteursrechten en naburige rechten waartoe hij zich bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst had verbonden, een tegenprestatie is voor de overdracht van rechten met betrekking tot een in uitvoering van de arbeidsovereenkomst geleverde prestatie, zodat die vergoeding, in de regel, een voordeel is waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van zijn werkgever en dus deel uitmaakt van het loon op basis waarvan de socialezekerheidsbijdragen berekend worden, terwijl over een identieke vergoeding die wordt betaald aan een zelfstandig kunstenaar door zijn opdrachtgever geen bijdragen verschuldigd zijn in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen (artikel 11 van het KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen) ? ».