1. Tout Membre doit fixer un áge minimum pour les travailleurs domestiques qui doit être compatible avec les dispositions de la convention (nº 138) sur l'áge minimum, 1973, et de la convention (nº 182) sur les pires formes de travail des enfants, 1999, et ne pas être inférieur à celui qui est prévu par la législation nationale applicable à l'ensemble des travailleurs.
1. Elk Lid moet een minimum leeftijd bepalen voor het huispersoneel; deze leeftijd moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het verdrag (nr. 138) over de minimumleeftijd, 1973, en met het verdrag (nr. 182) betreffende het verbod van de ergste vormen van kinderarbeid, 1999, en mag niet lager liggen dan de leeftijd die is bepaald door de nationale wetgeving die van toepassing is op alle werknemers.