L'arrêté royal du 3 janvier 1984 dispose en son § 1 : « Lorsque le bénéficiaire de la garantie du Fonds d'investissement agricole ne s'acquitte pas de so
n obligation pour l'emprunt accordé de payer l'amortissement, les intérêts et les frais au plus tard six mois après l'échéance fixée, l'institution de crédit agréée est tenue de soumettre au ministre de l'Agriculture et au ministre des Finances service Crédit public avant la fin du septième mois suivant cette échéance un constat mentionnan
...[+++]t la situation financière du bénéficiaire, la disponibilité des garanties de l'emprunt autres que celles consenties par le Fonds d'investissement agricole et les mesures déjà prises par elle pour la conservation de ces garanties».Het koninklijk besluit van 3 januari 1984, § 1, schrijft voor : « Wanneer de begunstigde van de waarborg van het Landbouwinvesteringsfonds zijn verplichting tot betaling van aflossing, interesten en bijhorende kosten op de hem toegest
ane lening niet nakomt uiterlijk zes maand na de gestelde vervaldag, dient de erkende kredietinstelling, vóór het einde van de zevende maand volgend op gemelde vervaldag, aan de minister van Landbouw en aan de minister van Financiën dienst Openbaar Krediet een staat van bevinding voor te leggen met vermelding van de financiële toestand van de begunstigde, de beschikbaarheid van de waarborgen van de lenin
...[+++]g andere dan deze verleend door het Landbouwinvesteringsfonds en de door haar reeds genomen maatregelen tot instandhouding van deze waarborgen».