a) des habitats de reproduction, d'hivernage, de repos et/ou de nourrissage pour une population régulière de Petit rhinolophe (1303), de Grand rhinolophe (1304), de Barbastelle commune (1308), de Vespertilion à oreilles échancrées (1321), de Triton crêté (1166), de Bécassine des marais (A153), de Pie-grièche écorcheur (A338), de Pie-grièche grise (A340), de Pie-grièche à tête rousse (A341), de Grande aigrette (A027), de Cigogne noire (A030), de Bondrée apivore (A072), de Milan noir (A073), de Milan royal (A074), de Busard Saint-Martin (A082), de Râle des genêts, de Vespertilion de Bechstein (1323), de Grand murin (1324), de Pluvier guignard (A139), de Faucon émerillon (A098);
a) habitats voor de voortplanting, de overwintering, de rust en/of het voeden van een regelmatige populatie van Kleine hoefijzerneuzen (1303), Grote hoefijzerneuzen (1304), Mopsvleermuizen (1308), Ingekorven vleermuizen (1321), Kamsalamanders (1166), Watersnippen (A153), Grauwe klauwieren (A338), Klapeksters (A340), Roodkopklauwieren (A341), Grote zilverreigers (A027), Zwarte ooievaars (A030), Wespendieven (A072), Zwarte wouwen (A073), Rode wouwen (A074), Blauwe kiekendiefjes (A082), Kwartelkoningen, Bechsteins vleermuizen (1323), Vale vleermuizen (1324), Morinelplevieren (A139), Smellekens (A098);