Cette variété «parfaitement adaptée au climat du Roussillon» (L’abricotier, Norbert Got, 1938) a, au cours du temps et à la suite de l’action de facteurs environnementaux (climat, sol) et des pratiques agricole (greffage), évolué vers une «variété population».
Deze variëteit, die „perfect past bij het klimaat van de Roussillon” (L’abricotier — de abrikozenboom - Norbert Got, 1938), is in de loop van de tijd door omgevingsfactoren (klimaat, grond) en landbouwmethoden (enten) geëvolueerd tot een „op zichzelf staande variëteit”.