La décision-cadre prévoit que les États membres doivent pénaliser l'apologie, la négation et la banalisation grossière publiques des crimes définis aux articles 6, 7 et 8 du Statut de la CPI (crimes de génocide, crimes contre l’humanité et crimes de
guerre), visant un groupe de personnes ou un membre d’un tel groupe défini par référence à la race, la couleur, la religion, l’ascendance ou l’origine nationale ou
ethnique lorsque le comportement est exercé d’une manière qui
risque ...[+++] d’inciter à la violence ou à la haine à l’encontre d’un groupe de personnes ou d’un membre d’un tel groupe.
Het kaderbesluit bepaalt dat de lidstaten het publiekelijk vergoelijken, ontkennen en verregaand bagatelliseren van de in de artikelen 6, 7 en 8 van het Statuut van het Internationaal Strafhof genoemde misdaden (genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden) jegens een groep personen, of een lid van die groep, die op basis van ras, huidskleur, godsdienst, afstamming, dan wel nationale of etnische afkomst wordt gedefinieerd, strafbaar moeten stellen, wanneer de gedraging van dien aard is dat zij het geweld of de haat tegen een dergelijke groep of een lid van een dergelijke groep dreigt aan te wakkeren.