2.2. Pour chaque détermination du point «H» et de l'«angle réel d'inclinaison du dossier», le siège considéré est placé dans la position de conduite ou d'utilisation normale la plus basse et la plus reculée prévue pour ce siège par le constructeur. Le dossier, s'il est réglable, est verrouillé dans la position spécifiée par le constructeur ou, en l'absence de spécification, de telle façon que l'angle réel d'inclinaison soit compris entre 25 et 15°.
2.2. Voor elke bepaling van het punt H en de werkelijke rugleuninghoek wordt de betrokken zitplaats in de laagste en meest achteruit geschoven normale besturings- of gebruikspositie geplaatst welke door de fabrikant van het voertuig wordt opgegeven. De rugleuning wordt, indien deze afzonderlijk verstelbaar is, op de door de fabrikant aangegeven wijze vergrendeld, indien aanwijzingen van de fabrikant ontbreken, op een zodanige wijze vergrendeld dat de werkelijke rugleuninghoek tussen de 25° en 15° is.