Aux fins de l’article 7, paragraphe 2, et de l’article 9, paragraphe 2, point b), les unités d’énergie produite à partir de sources renouvelables résultant d’une augmentation de capacité d’une installation sont traitées comme si elles étaient produites par une installation distincte mise en service au moment où l’augmentation de capacité est intervenue.
Met het oog op de toepassing van artikel 7, lid 2, en artikel 9, lid 2, onder b), worden eenheden energie uit hernieuwbare energiebronnen die zijn toe te schrijven aan de capaciteitsverhoging van een installatie behandeld alsof ze geproduceerd zijn door een afzonderlijke installatie die operationeel is geworden op het ogenblik waarop de capaciteitsverhoging heeft plaatsgevonden.