Elles soutiennent encore que l'article 126, § 2, d), de la loi du 13 juin 2005 aboutirait à des situations où la sécurité juridique et l'interdiction d'arbitraire seraient compromises et où l'ingérence des autorités dans la vie privée ainsi que dans la liberté d'expression, la liberté de presse et le droit de se réunir et de s'associer serait disproportionnée.
Zij voeren nog aan dat artikel 126, § 2, d), van de wet van 13 juni 2005 zou leiden tot situaties waarbij de rechtszekerheid en het verbod van willekeur in het gedrang zouden komen en waarbij de inmenging van de overheid in de privacy, maar ook in de vrijheid van meningsuiting, in de persvrijheid en in het recht op vergadering en op vereniging onevenredig zou zijn.