A l'issue de la période d'observation, c'est-à-dire soit à l'expiration du délai visé au § 2, soit lorsque cette période prend fin par décision de l'autorité qui a ordonné la mise en observation, l'inculpé réintègre une prison et reste détenu en vertu du mandat d'arrêt, sauf si son internement avec incarcération immédiate est ordonné conformément à l'article 9.
Na afloop van de observatieperiode, namelijk hetzij na het verstrijken van de in § 2 bedoelde termijn, hetzij wanneer de periode ten einde loopt krachtens een beslissing van de overheid die de opneming ter observatie heeft bevolen, wordt de verdachte opnieuw geplaatst in een gevangenis en blijft hij in hechtenis op grond van het bevel tot aanhouding, tenzij de internering met onmiddellijke opsluiting wordt bevolen overeenkomstig artikel 9.