Si le directeur estime que la plainte est manifestement non recevable, manifestement non fondée ou qu'une tentative de médiation de la part du commissaire de mois, comme prévu à l'article 148, est souhaitable, il en informe le plus rapidement possible le juge des plaintes unique ou la commission des plaintes par écrit, en précisant ses motifs.
Indien deze van oordeel is dat het klaagschrift kennelijk onontvankelijk is, kennelijk ongegrond, of dat hij een bemiddelingspoging van de maandcommissaris, zoals bedoeld in artikel 148, wenselijk acht, brengt hij dit zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van de alleensprekende beklagrechter dan wel de beklagcommissie, met mededeling van zijn motieven.