Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «La Cour a jugé que les articles précités ' » (Français → Néerlandais) :

Même dans le cadre du règlement (CE) n 44/2001 la Cour a jugé que l’article 34, paragraphe 2, de ce règlement, concernant les jugements rendus par défaut, « n’implique pas que le défendeur soit tenu d’accomplir de nouvelles démarches allant au-delà d’une diligence normale dans la défense de ses droits, telles que celles consistant à s’informer du contenu d’une décision rendue dans un autre État membre ».

Ook in de context van verordening nr. 44/2001 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 34, lid 2, van die verordening, dat betrekking heeft op verstekvonnissen, „evenwel niet in[houdt] dat de verweerder verplicht is, nieuwe stappen te ondernemen, die verder gaan dan de normale voortvarendheid bij de verdediging van zijn rechten vereist, zoals zich op de hoogte te stellen van de inhoud van een beslissing die in een andere lidstaat is gegeven”.


Par son arrêt n° 68/2014 précité, la Cour a jugé que l'article 134 du CIR 1992, tel qu'il était applicable à l'exercice d'imposition 2007, porte atteinte à la liberté fondamentale que constitue la libre circulation des travailleurs garantie par l'article 45 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne et, par conséquent, n'est pas compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution.

Bij zijn voormelde arrest nr. 68/2014 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 134 van het WIB 1992, zoals het van toepassing was op het aanslagjaar 2007, afbreuk doet aan het vrije verkeer van de werknemers, als fundamentele vrijheid gewaarborgd bij artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en derhalve niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.


Par son arrêt n° 43/2015 du 26 mars 2015, la Cour a jugé que l'article 40bis, § 2, alinéa 1, 2°, alinéa 2, a), de la loi du 15 décembre 1980, tel qu'il a été remplacé par l'article 8 de la loi du 8 juillet 2011, combiné avec l'article 40ter de la loi du 15 décembre 1980, tel qu'il a été remplacé par l'article 9 de la loi du 8 juillet 2011, ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce qu'il impos ...[+++]

Bij zijn arrest nr. 43/2015 van 26 maart 2015 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, tweede lid, a), van de wet van 15 december 1980, zoals vervangen bij artikel 8 van de wet van 8 juli 2011, in samenhang gelezen met artikel 40ter van de wet van 15 december 1980, zoals vervangen bij artikel 9 van de wet van 8 juli 2011, geen schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het aan de bui ...[+++]


A la suite de la Cour européenne des droits de l'homme, en ce qui concerne l'article 14 précité (voy. notamment CEDH, 30 septembre 2003, Koua Poirrez c. France, § 46), la Cour a jugé, quant aux articles 10 et 11, précités, de la Constitution, que seules des considérations très fortes peuvent justifier une différence de traitement qui repose exclusivement sur la nationalité (voy. notamment l'arrêt n° 12/2013 du 21 février 2013, B.11 ...[+++]

In navolging van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, wat het voormelde artikel 14 betreft (zie o.a. EHRM, 30 september 2003, Koua Poirrez t. Frankrijk, § 46), heeft het Hof geoordeeld, wat de voormelde artikelen 10 en 11 van de Grondwet betreft, dat enkel zeer sterke overwegingen een verschil in behandeling kunnen verantwoorden dat uitsluitend op de nationaliteit berust (zie o.a. arrest nr. 12/2013 van 21 februari 2013, B.11, en arrest nr. 82/2016 van 2 juni 2016, B.5.3).


Par son arrêt n° 33/2014 du 27 février 2014, rendu sur question préjudicielle, la Cour a jugé que l'article 56ter de la loi AMI, avant son remplacement par l'article 50 de la loi du 19 décembre 2008 précitée, ne violait pas les articles 10 et 11 de la Constitution.

Bij zijn arrest nr. 33/2014 van 27 februari 2014, gewezen op prejudiciële vraag, heeft het Hof geoordeeld dat artikel 56ter van de ZIV-Wet, vóór de vervanging ervan bij artikel 50 van de voormelde wet van 19 december 2008, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schond.


A la suite de la Cour européenne des droits de l'homme, en ce qui concerne l'article 14 précité (voy. notamment CEDH, 30 septembre 2003, Koua Poirrez c. France, § 46), la Cour a jugé, quant aux articles 10 et 11 précités, que seules des considérations très fortes peuvent justifier une différence de traitement qui repose exclusivement sur la nationalité (voy. notamment l'arrêt n° 12/2013 du 21 février 2013, B.11).

In navolging van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, wat het voormelde artikel 14 betreft (zie o.a. EHRM, 30 september 2003, Koua Poirrez t. Frankrijk, § 46), heeft het Hof geoordeeld, wat de voormelde artikelen 10 en 11 betreft, dat enkel zeer sterke overwegingen een verschil in behandeling kunnen verantwoorden dat uitsluitend op de nationaliteit berust (zie o.a. arrest nr. 12/2013 van 21 februari 2013, B.11).


De plus, la Cour a jugé par ses arrêts précités n 68/2015, 69/2015 et 70/2015 que le critère de l'intérêt général, consacré par la disposition attaquée, engendrait un risque d'insécurité juridique, alors même que la loi du 21 avril 2007 entendait précisément éviter une telle insécurité.

Bovendien heeft het Hof in de voormelde arresten nrs. 68/2015, 69/2015 en 70/2015 geoordeeld dat het in de bestreden bepaling neergelegde criterium van het algemeen belang een risico van rechtsonzekerheid inhoudt, terwijl de wet van 21 april 2007 een dergelijke onzekerheid precies wilde vermijden.


Par son arrêt n° 132/2013 du 26 septembre 2013, la Cour a jugé que l'article 1022 du Code judiciaire, avant l'entrée en vigueur de la loi du 21 février 2010, violait les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'une indemnité de procédure pouvait être mise à charge de l'officier de l'état civil lorsqu'il succombait dans un recours fondé sur l'article 167 du Code civil, intenté contre son refus de célébrer un mariage.

Bij zijn arrest nr. 132/2013 van 26 september 2013 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 februari 2010, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schond, in zoverre een rechtsplegingsvergoeding ten laste van de ambtenaar van de burgerlijke stand kon worden gelegd wanneer hij in het ongelijk werd gesteld in een op grond van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld beroep tegen zijn weigering om een huwelijk te voltrekken.


Par son arrêt n° 42/2013 du 21 mars 2013, la Cour a jugé que l'article 1022 du Code judiciaire, avant l'entrée en vigueur de la loi du 21 février 2010, violait les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'une indemnité de procédure pouvait être mise à charge de l'Etat belge lorsque le procureur du Roi succombe dans son action en annulation d'un mariage, intentée en vertu de l'article 184 du Code civil.

Bij zijn arrest nr. 42/2013 van 21 maart 2013 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 februari 2010, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schond, in zoverre een rechtsplegingsvergoeding ten laste van de Belgische Staat kon worden gelegd wanneer de procureur des Konings in het ongelijk wordt gesteld in zijn op grond van artikel 184 van het Burgerlijk Wetboek ingestelde vordering tot nietigverklaring van een huwelijk.


Par son arrêt n° 125/2011 précité, la Cour a jugé que les articles 52, § 1, alinéas 2 à 4, et 59 de la loi du 3 juillet 1978 violaient les articles 10 et 11 de la Constitution, mais la Cour a aussi décidé de maintenir les effets de ces dispositions législatives jusqu'à ce que le législateur adopte de nouvelles dispositions et au plus tard jusqu'au 8 juillet 2013.

Bij zijn voormelde arrest nr. 125/2011 heeft het Hof geoordeeld dat de artikelen 52, § 1, tweede tot vierde lid, en 59 van de wet van 3 juli 1978 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schonden, maar heeft het Hof ook beslist de gevolgen van die wetsbepalingen te handhaven totdat de wetgever nieuwe bepalingen zou aannemen en uiterlijk tot 8 juli 2013.




datacenter (12): www.wordscope.be (v4.0.br)

La Cour a jugé que les articles précités ' ->

Date index: 2021-03-26
w