Avis prescrit par l'article 74 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 Par jugement du 22 avril 2016 en cause du procureur du Roi contre F.S. et la SA « AG Insurance », dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 2 mai 2016, le Tribunal correctionnel francophone de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 38, § 2bis de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation
routière viole-t-il dans sa forme actuelle les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce qu'il permet au jug
e d'ordonner que la déchéance du droit ...[+++] de conduire prononcée sera mise à exécution uniquement du vendredi 20 heures au dimanche 20 heures et à partir de 20 heures la veille d'un jour férié jusqu'à 20 heures le jour férié même, destiné aux personnes qui travaillent durant la semaine, alors que la possibilité de subir une déchéance du
droit de conduire limitée à certains jours de la semaine n'est pas prévue pour les personnes qui travaillent le week-end et les jours fériés, ni que la déchéance du
droit de conduire ne peut être modalisée autrement en fonction des horaires de travail de la personne faisant l'objet d'une telle mesure ?
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 april 2016 in zake de procureur des Konings tegen F.S. en de nv « AG Insurance », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 mei 2016, heeft de Franstalige Correctionele Rechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 38, § 2bis, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer in zijn huidige vorm de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het aan de rechter de mogelijkheid biedt te bevelen dat het uitgesproken verval van het recht tot sturen enkel wordt uitgevoerd van vrijdag om 20 uur tot zondag om 20 uur en van 20 uur op de vooravond van een feestdag tot 20 uur
...[+++] op die feestdag, voor de personen die tijdens de week werken, terwijl niet is voorzien in de mogelijkheid van een verval van het recht tot sturen dat is beperkt tot een aantal weekdagen voor de personen die in het weekend en op feestdagen werken, en terwijl het verval van het recht tot sturen niet anders kan worden gemodaliseerd naar gelang van de werktijden van de persoon die het voorwerp van een dergelijke maatregel uitmaakt ?