Dans la requête, la critique porte sur le fait que la sixième chambre de la Cour d'appel d'Anvers a jugé, par son arrêt du 2 juin 2009 dans l'affaire n° 2008/AR/1446, que le versement, en 2002, d'une pension constituée par une assurance-vie au profit de M. Rieter-Ploegmakers est imposable en Belgiqu
e et n'entre pas en ligne de compte pour une exonération en vertu de l'article 39, § 2, 2°, du Code des impôts sur les revenus 1992 (CIR 1992), alors que cette même juridiction a jugé, dans l'affaire n° 2008/AR/2432, qu'une allocation de pension que les parties requérantes estiment comparable entrait en ligne de compte pour l'exonération fondé
...[+++]e sur l'article 39, § 2, 2°, du CIR 1992.In het verzoekschrift wordt aangeklaagd dat de zesde kamer van het Hof van Beroep te Antwerpen bij haar arrest van 2 juni 2009 in de zaak nr. 2008/AR/1446 oordeelde dat de uitkering, in het jaar 2002, van een pensioen gevormd door middel van een levensverzekering ten voordele van M. Rieter-Ploegmakers in Belg
ië belastbaar is en niet in aanmerking komt voor een vrijstelling krachtens artikel 39, § 2, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), terwijl datzelfde rechtscollege in de zaak nr. 2008/AR/2432 oordeelde dat een volgens de verzoekende partijen vergelijkbare pensioenuitkering wel in aanmerking kwam voo
...[+++]r de vrijstelling krachtens artikel 39, § 2, 2°, van het WIB 1992.