2. « Les articles [lire : L'article] 62 de la loi du 8 avril 1965 [relative à la protection de la jeunesse], modifié par la loi du 2 février 1994, en ce qu'il prévoit que, sauf dérogation, les dispositions légales en matière de procédure civile s'appliquent aux procédures visées à l'article 63ter, alinéa 1, b), et les articles 63ter, alinéa 1, b), et alinéa 2 et 63bis, § 1 de la loi du 8 avril 1965, lus en corrélation avec les articles 8 et 12 de la Convention européenne des Droits de l'Homme, 9, 12 et 16 de la Convention internationale relative aux Droits de l'enfant, 22 de la Constitution, 54bis, 63bis, § 1, 63ter, alinéa 3, de la loi
...[+++]du 8 avril 1965 ainsi qu'avec les articles 7, alinéa 2, 37, tel que modifié par le décret du 5 mai 1999, et 38 du décret du 4 mars 1991, ne violent-ils pas les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que, indépendamment du droit d'action reconnu au mineur par l'article 37 du décret précité, tel que modifié par le décret du 5 mai 1999, ils introduisent une discrimination entre les mineurs concernés par une contestation d'application de mesure prise en exécution d'une décision judiciaire (article 38 du décret du 4 mars 1991) à laquelle ils sont parties à la cause et obligatoirement assistés ou représentés par un avocat (article 46 et article 63ter, alinéa 3, de la loi du 8 avril 1965) selon qu'ils sont ou non mis à la cause par le requérant - autre que le mineur - agissant sur base de l'article 37 du décret précité ? 2. « Schenden artikel 62 van de wet van 8 april 1965 [betreffende de jeugdbescherming], gewijzigd bij de wet van 2 februari 1994, in zoverre het bepaalt dat, behoudens afwijking, de wetsbepalingen inzake burgerlijke rechtspleging gelden voor de in artikel 63ter, eerste lid, b) bedoelde procedures, en de artikelen 63ter, eerste lid, b), en tweede lid, en 63bis, § 1, van de wet van 8 april 1965, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 12 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, met de artikelen 9, 12 en 16 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, met artikel 22 van de Grondwet, met de artikelen 54bis,
...[+++]63bis, § 1, en 63ter, derde lid, van de wet van 8 april 1965, alsmede met de artikelen 7, tweede lid, en 37, zoals gewijzigd bij het decreet van 5 mei 1999, en artikel 38 van het decreet van 4 maart 1991, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre, ongeacht het vorderingsrecht dat aan de minderjarige wordt toegekend in artikel 37 van het voormelde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 5 mei 1999, zij onder de minderjarigen ten aanzien van wie de toepassing van een maatregel wordt betwist die is genomen ter uitvoering van een rechterlijke beslissing (artikel 38 van het decreet van 4 maart 1991) waarbij zij betrokken partij zijn, en die verplicht worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat (artikelen 46 en 63ter, derde lid, van de wet van 8 april 1965), een discriminatie instellen naargelang die minderjarigen al dan niet bij de zaak worden betrokken door de verzoeker - een andere persoon dan de minderjarige - die handelt op grond van artikel 37 van het voormelde decreet ?