L'article 11, § 2, alinéa 4, prévoit d'une part une interdiction de mettre fin au séjour lorsque la personne concernée apporte la preuve qu'elle est victime d'un fait visé aux articles 375, 398 à 400, 402, 403 et 405 du Code pénal, et d'autre part, la possibilité, dans les autres cas, de ne pas mettre fin au séjour des personnes victimes de violences conjugales nécessitant une protection.
Artikel 11, § 2, vierde lid, voorziet enerzijds in een verbod een einde te maken aan het verblijf wanneer de betrokken persoon het bewijs levert dat hij slachtoffer is van een feit als bedoeld in de artikelen, 375, 398 tot 400, 402, 403 en 405 van het Strafwetboek en anderzijds in de mogelijkheid, in de andere gevallen, om geen einde te maken aan het verblijf van de personen slachtoffer van huiselijk geweld en die bescherming nodig hebben.