Par son arrêt n° 65/94 du 14 juillet 1994, la Cour a jugé que « l'article 335, § 3, alinéa 3, du Code civil, en ce qu'il dispose que la déclaration parentale de substitution du nom du père à celui de la mère doit être faite avant la majorité ou l'émancipation de l'enfant, n'établit pas, entre les enfants mineurs et les enfants majeurs, une distinction contraire aux articles 10 et 11 de la Constitution », après avoir constaté :
Bij zijn arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 heeft het Hof geoordeeld dat « artikel 335, § 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het bepaalt dat de ouderlijke verklaring van verandering van de naam van de moeder door die van de vader moet worden gedaan vóór de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind, geen onderscheid tussen de minderjarige en de meerderjarige kinderen invoert dat strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet », na te hebben vastgesteld :