La partie demanderesse devant le juge a quo fait encore valoir que la disposition en cause viole les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 16 de la Constitution et avec l'article 1 d
u Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, e
t compare, dans son mémoire en réponse, la disposition en cause avec l'article 34, § 1, 2°, b), du C. I. R. 1992 en vertu duquel un précompte professionnel est dû sur les capitaux d'assurance de groupe payés au décès de l'assuré, quelle que soit la pe
...[+++]rsonne au bénéfice de laquelle le versement est intervenu.
De eisende partij voor de verwijzende rechter werpt nog op dat de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 16 ervan en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt en in haar memorie van antwoord vergelijkt zij de in het geding zijnde bepaling met artikel 34, § 1, 2°, b), van het WIB 1992, krachtens hetwelk bedrijfsvoorheffing verschuldigd is op groepsverzekeringskapitaal dat bij het overlijden van de verzekerde wordt uitbetaald, ongeacht de persoon ten gunste van wie het bedrag wordt gestort.