Cette personne, qui indique aux policiers habiter à 300 mètres à peine de son lieu d'interpellation, était munie d'une lampe frontale (lumière blanche et rouge), d'une pince coupante, d'un pied de biche, d'un bonnet et d'un cache nez.
Die persoon, die tegen de politie zei dat hij nauwelijks 300 meter verderop woonde, had een hoofdlamp (met een wit en een rood licht), een kniptang en een koevoet bij zich en droeg hij een muts en een sjaal.