Lors de la réanimation cardio-pulmonaire avec moyens invasifs le secouriste-ambulancier aide le médecin/l'infirmier pour exécuter, entre autres, les techniques suivantes : intubation endotrachéale, placement du masque laryngé, défibrillation manuelle externe, application de techniques respiratoires mécaniques non invasives (par. ex. CPAP, BiPAP, Boussignac) et la ponction pleurale d'un pneumothorax sous tension.
Bij de cardiopulmonaire resuscitatie met invasieve middelen helpt de hulpverlener-ambulancier de arts/verpleegkundige bij het uitvoeren van o.a. volgende technieken: plaatsen van een endotracheale tube, plaatsen van een larynxmasker, gebruik van een manuele defibrillator, toepassing van niet-invasieve mechanische beademingstechieken (bijv. CPAP, BiPAP, Boussignac) en pleurale punctie bij spanningspneumothorax.