Les ménages de la Région de Bruxelles-Capitale montraient la plus forte propension à l'épargne (13,6%), suivis par les ménages flamands (13,4%) tandis que les familles wallonnes ne consacraient que 12,1% de leur revenu disponible à l'épargne.
Een huishouden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertoonde de grootste spaarneiging (13,6%), gevolgd door een Vlaams huishouden (13,4%), terwijl een Waals gezin slechts 12,1% van haar beschikbaar inkomen heeft opzijgezet.