Pour les motifs indiqués dans l'arrêt n° 145/2014 et rappelés en B.5, la question préjudicielle appelle une réponse négative en ce qu'elle porte sur la compatibilité de l'article 318, § 2, alinéa 1, du Code civil avec les articles 10, 11 et 22 de la Constitution combinés ou non avec l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme.
Om de redenen die zijn aangegeven in het arrest nr. 145/2014 en die in B.5 in herinnering zijn gebracht, dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord in zoverre zij betrekking heeft op de bestaanbaarheid van artikel 318, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.