« § 2 bis. Lorsque, dans le cadre de l'exercice
de ses missions, le Conseil supérieur estime qu'un de ses membres appartenant à l'ordre judiciaire, un magistrat, un membre
des greffes et des secrétariats du parquet, un membre du personnel des greffes et des secrétariats du parquet ou un auteur d'avis visé aux articles 259ter, § 1, et 259quater, § 1, manque aux devoirs de sa charge ou encore refuse de collaborer, le Conseil supérieur en informe, le cas échéant, les autorités disciplinaires compétentes en leur demandant d'examiner s'il
...[+++]y a lieu d'engager une procédure disciplinaire.
« § 2 bis. Wanneer de Hoge Raad bij het uitvoeren van zijn opdrachten van mening is dat een van zijn leden behorend tot de rechterlijke orde, een magistraat, een lid van de griffies en parketsecretariaten, een lid van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten of een verstrekker van het advies bedoeld in de artikelen 259ter, § 1, en 259quater, § 1, niet voldoet aan de plichten van zijn ambt of weigert zijn medewerking te verlenen, brengt de Hoge Raad dit in voorkomend geval ter kennis van de bevoegde tuchtoverheden met het verzoek te onderzoeken of een tuchtprocedure dient te worden ingesteld.