1. Pour pouvoir continuer à être reconnu apte au service en mer, tout capitaine, tout officier ou tout opérateur des radiocommunications qui est titulaire d'un brevet ou d'un certificat délivré ou reconnu en vertu de tout chapitre de l'annexe I autre que le chapitre VI, et qui sert en mer ou a l'intention de reprendre du service en mer après une période à terre, est tenu, à des intervalles ne dépassant pas cinq ans:
1. Van elke kapitein, officier en radio-operator die in het bezit is van een vaarbevoegdheidsbewijs dat is afgegeven of erkend krachtens enig hoofdstuk van bijlage I, uitgezonderd hoofdstuk VI, en die buitengaats dienst doet of van plan is na een periode aan de wal naar zee terug te keren, moet verlangd worden dat hij, teneinde zijn bevoegdheid om buitengaats dienst te doen te behouden, met tussenpozen van ten hoogste vijf jaar: