L'étude des effets tératogènes doit être effectuée sur au moins deux espèces d'animaux : le lapin (d'une race sensible à des substances reconnues douées de toxicité foetale) et le rat ou la souris (en précisant la souche).
De bestudering van de teratogene effecten moet geschieden aan de hand van ten minste twee diersoorten : het konijn (van een ras dat gevoelig is voor stoffen waarvan is gebleken dat zij toxisch zijn voor de foetus) en de rat of de muis (waarbij de stam moet worden aangegeven).