S'il s'agit d'un emploi à attribuer par mobilité pour un membre du personnel d'un autre cadre que celui d'officier ou à un membre du personnel d'un autre niveau que le niveau A et s'il ne s'agit pas d'un emploi au sens de l'article VI. II. 22, le directeur général des ressources humaines, le cas échéant, sur avis conforme du commissaire général pour les emplois à attribuer au sein du commissariat général ou du directeur général concerné pour les emplois à attribuer au sein de sa direction générale, compare les titres et mérites des candidatures estimées recevables sur base des données définies à l'article VI. II. 35, alinéa 3, après quoi il décide quel est le candidat le plus apte.
Betreft het een bij mobiliteit te begeven betrekking voor een personeelslid van een ander kader dan het officierskader of voor een personeelslid van een ander niveau dan het niveau A en betreft het geen betrekking in de zin van artikel VI. II. 22, dan vergelijkt de directeur-generaal van het personeel, in voorkomend geval, op eensluidend advies van de commissaris-generaal voor de in het commissariaat-generaal te begeven betrekkingen of de betrokken directeur-generaal voor de in zijn algemene directie te begeven betrekkingen de aanspraken en verdiensten van de ontvankelijk bevonden kandidaatstellingen op grond van de in artikel VI. II. 35, derde lid, bepaalde gegevens, waarna hij beslist welke de meest geschikte kandidaat is.