Vertaling van "Unité d’échantillonnage de l’air ambiant " (Frans → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

unité d’échantillonnage de l’air ambiant
apparaat voor bemonstering van omgevingslucht

trousse d’échantillonnage de l’air ambiant
set voor sampling van omgevingslucht

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

La méthode de référence pour l'échantillonnage et la mesure des PM2,5 est celle décrite dans la norme EN 12341:2014 "Air ambiant - Méthode normalisée de mesurage gravimétrique pour la détermination de la concentration massique MP10 ou MP2,5 de matière particulaire en suspension"».
De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM2,5 is die welke beschreven staat in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter"».

La méthode de référence pour l'échantillonnage de l'arsenic, du cadmium et du nickel dans l'air ambiant est décrite dans la norme EN 12341:2014.
De referentiemethode voor de bemonstering van arseen, cadmium en nikkel in de lucht staat beschreven in EN 12341:2014.

La méthode de référence pour l'échantillonnage et la mesure des PM10 est celle décrite dans la norme EN 12341:2014 "Air ambiant - Méthode normalisée de mesurage gravimétrique pour la détermination de la concentration massique MP10 ou MP2,5 de matière particulaire en suspension ".
De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM10 is die welke beschreven staat in EN 12341:2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".

I. Méthode de référence pour l'échantillonnage et l'analyse de l'arsenic, du cadmium et du nickel dans l'air ambiant
I. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium en nikkel in de lucht

La méthode de référence pour l'échantillonnage de l'arsenic, du cadmium et du nickel dans l'air ambiant est décrite dans la norme EN 12341: 2014. La méthode de référence pour la mesure de l'arsenic, du cadmium et du nickel dans l'air ambiant est celle décrite dans la norme EN 14902: 2005 "Qualité de l'air ambiant - Méthode normalisée pour la mesure du plomb, du cadmium, de l'arsenic et du nickel dans la fraction MP10 de la matière particulaire en suspension".
De referentiemethode voor het meten van arseen, cadmium en nikkel in de lucht is die welke beschreven staat in EN 14902: 2005 "Ambient air quality - Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter".

Le rendement thermique est calculé comme suit : T soufflage - T extérieur/T aspiration - T extérieur x 100 % où T = Température ; d) le débit de ventilation minimal installé de l'échangeur de chaleur est de 0,70 m|F3 par emplacement par heure (ou 16 m|F3 par m|F2 de surface d'étable) et est réglable à l'aide de régulateurs de fréquence ; e) la capacité minimale installée de l'échangeur de chaleur et des unités chauffantes est de 100 Watts par m|F2 à une température ambiante de 35 ° C ; f) les conduits de l'échangeur de chaleur doivent pouvoir être nettoyés ; 7° ventilateurs de circulation : a) les ventilateurs de circulation sont installés dans le faîte de l'étable à intervalles de 20 mètres maximum et à 1,5 mètre maximum sous le faîte de l'étable ; b) les ventilateurs de circulation assurent la circulation d'air continue à l'intérieur de l'étable ; c) si un supplément de chauffage est nécessaire à l'intérieur de l'étable, la chaleur est fournie par ces unités chauffantes montées devant les ventilateurs de circulation ; d) la capacité minimale installée des ventilateurs de circulation est de 12 000 m par heure par ventilateur avec une capacité minimale de 46 m par m de surface d'étable (ou 260 m de surface d'étable maximum par ventilateur de circulation) ; 8° l'appareillage d'enregistrement suivant doit être présent : a) appareillage pour l'enregistrement du branchement de l'échangeur de chaleur (minuterie) ; b) appareillage pour l'enregistrement de la courbe de température réalisée, température d'aspiration, intérieure, de soufflage et extérieure ; c) appareillage pour l'enregistrement du débit de ventilation réalisé dans l'échangeur de chaleur et de la courbe de la capacité de ventilation des ventilateurs de circulation ; d) les valeurs doivent être enregistrées continuellement durant le cycle et doivent être conservées pendant 50 jours au moins après le cycle.
Het thermisch rendement word als volgt berekend: T inblaas - T buiten/T afzuig - T buiten x 100 % waarbij T = Temperatuur; d) het minimaal geïnstalleerde ventilatiedebiet van de warmtewisselaar bedraagt 0,70 m|F3 per dierplaats per uur of 16 m|F3 per m|F2 staloppervlakte en is regelbaar met frequentieregelaars; e) de minimale geïnstalleerde capaciteit van de warmtewisselaar en heaters is 100 Watt per m|F2 bij 35° C omgevingstemperatuur; f) de leidingen van de warmtewisselaar moeten gereinigd kunnen worden; 7° circulatieventilatoren: a) de circulatieventilatoren worden bovenin de nok van de stal geplaatst op een onderlinge afstand van maximaal 20 meter en op maximaal 1,5 meter onder de nok van de stal; b) de circulatieventilatoren houden continu de luchtbeweging in de stal op gang; c) als er extra verwarming nodig is in de stal gebeurt deze met heaters geplaatst voor de circulatieventilatoren; d) de minimale geïnstalleerde ventilatorcapaciteit van de circulatieventilatoren is 12 000 m|F3 per uur per ventilator met minimaal 46 m|F3 per m|F2 staloppervlakte (of maximaal 260 m|F2 staloppervlakte per circulatieventilator); 8° de volgende registratieapparatuur moet aanwezig zijn: a) apparatuur voor het registreren van het aan staan van de warmtewisselaar (urenteller); b) apparatuur voor het registreren van de gerealiseerde temperatuurcurve, afzuig-, binnen-, inblaas- en buitentemperatuur; c) apparatuur voor het registreren van het gerealiseerde ventilatiedebiet in de warmtewisselaar en van de ventilatorcapaciteit-curve van de circulatieventilatoren; d) waarden moeten continu geregistreerd worden gedurende de ronde en minstens 50 dagen na de ronde bewaard blijven.

La méthode de référence utilisée pour l'échantillonnage et la mesure des PM2,5 est celle décrite dans la norme EN 14907 (2005): Méthode de mesurage gravimétrique de référence pour la détermination de la fraction massique PM2,5 de matière particulaire en suspension dans l'air ambiant.
De referentiemethode voor de bemonstering en de meting van PM2,5 is die welke beschreven staat in EN 14907:2005 "Standard gravimetric measurement method for the determination of the PM2,5 mass fraction of suspended particulate matter in Ambient air".

13. Les méthodes de référence pour l'échantillonnage et l'analyse de l'arsenic, du cadmium, du mercure, du nickel et des hydrocarbures aromatiques polycycliques dans l'air ambiant doivent être conformes aux prescriptions des sections I, II et III de l'annexe V .
13. De referentiemethoden voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht staan vermeld in de punten I, II en III van bijlage V .

La méthode de référence pour la mesure des concentrations d'arsenic, de cadmium et de nickel dans l'air ambiant est en voie de normalisation par le CEN et sera basée sur un échantillonnage manuel de la fraction PM10 équivalent à la norme EN 12341, suivi de la digestion des échantillons et de leur analyse par spectrométrie d'adsorption atomique ou spectrométrie de masse à plasma inductif.
De referentiemethode voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties in de lucht wordt momenteel door de CEN gestandaardiseerd en zal gebaseerd zijn op handmatige PM10 -bemonstering zoals in EN 12341, gevolgd door ontsluiting van de monsters en analyse met behulp van atoomabsorptiespectrometrie of ICP-massaspectrometrie.