Pour répondre à la deuxième question préjudicielle, la Cour doit encore vérifier la compatibilité avec les articles 10, 11 et 172 de la Constitution de l'article 4, § 1, 4), du décret en cause, qui fixe le montant de la taxe à 500 euros par appareil distributeur, sans tenir compte du chiffre d'affaires réalisé au moyen de l'automate ou de la durée d'exploitation de l'automate pendant l'exercice pour lequel l'impôt est dû.
Om de tweede prejudiciële vraag te beantwoorden, dient het Hof nog na te gaan of artikel 4, § 1, 4), van het in het geding zijnde decreet, dat het bedrag van de belasting vaststelt op 500 euro per distributieapparaat, zonder rekening te houden met het via de automaat gerealiseerde omzetcijfer of de duur van de exploitatie van de automaat tijdens het aanslagjaar waarvoor de belasting verschuldigd is, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet.