Le juge a quo demande à la Cour si l'article 19, alinéa 2, de la loi du 27 février 1987 viole les articles 10 et 11 de la Constitution, lus en combinaison avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, en tant que cette disposition exclut tout contrôle judiciaire concernant la décision de renoncer ou non à une récupération (première question préjudicielle) ou exclut le contrôle judiciaire des juridictions du travail tout en maintenant le contrôle par le Conseil d'Etat,
refusant ainsi aux justiciables concernés, les handicapés, une « voie de recours qui, normalement, est particu
lièrement facile et ...[+++]accessible d'un point de vue financier » (deuxième question préjudicielle).De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel 19, tweede lid, van de wet van 27 februari 1987 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, schendt, in zoverre die bepaling elke rechterlijke controle met betrekking tot de beslissing inzake het al of niet verzaken aan een terugvordering uitsluit (eerste prejudiciële vraag), dan wel de rechterlijke controle van de arbeidsgerechten uitsluit, maar de controle door de Raad van State openlaat, waarbij aan de desbetreffende rechtsonderhorigen, de gehandicapten, « een normaliter bij
zonder gemakkelijke en financieel haalba ...[+++]re rechtsgang » wordt ontzegd (tweede prejudiciële vraag).