La Cour conclut que cette dernière notion doit être interprétée en ce sens qu’un citoyen de l’Union ayant accompli un séjour de plus de cinq ans sur le territoire de l’État membre d’accueil sur le seul fondement du droit national de cet État ne saurait être considéré comme ayant acquis le droit au séjour permanent, alors que, durant ce séjour, il ne satisfaisait pas aux conditions énoncées par la directive.
Het Hof komt dus tot de conclusie dat artikel 16, lid 1, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een burger van de Unie die meer dan vijf jaar in het gastland heeft verbleven op de enkele grondslag van het nationale recht van dit laatste, niet kan worden geacht het duurzame verblijfsrecht te hebben verkregen, wanneer hij tijdens dit verblijf niet aan alle in de richtlijn gestelde voorwaarden heeft voldaan.