« Les articles 10 et 11 de la Constitution sont-ils violés par la poursuite d'un prévenu, non mentionné parmi les personnes identifiées à l'article 479 du Code d'instruction criminelle, devant une cour d'appel du chef de prétendue connexité d'accusations mises à sa charge avec des accusations à charge de personnes ayant une qualité définie à l'article 479 du Code d'instruction criminelle, avec pour conséquence une perte du droit d'appel légalement accordé au prévenu par l'article 203, § 1, 1, du Code d'instruction criminelle ?
« Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet al dan niet geschonden door het vervolgen van een beklaagde, niet vermeld onder de personen geïdentificeerd onder artikel 479 van het Wetboek van Strafvordering, voor een Hof van Beroep uit hoofde van beweerde samenhang van hem ten laste gelegde betichtingen, met betichtingen ten laste van personen met een hoedanigheid omschreven onder artikel 479 van het Wetboek van Strafvordering, met als gevolg verlies van het recht op appel aan de beklaagde bij wet toegekend door artikel 203, paragraaf 1, 1, van het Wetboek van Strafvordering ?