Peut-on soutenir, en application de l'article 32, 1º, in fine, que ces actes ne doivent être présentés à l'enregistrement que dans les quatre mois à compter du jour du décès du dernier parent survivant, à savoir le jour où naît la tutelle, et donc pas, a contrario, dans les quinze jours de la passation de l'acte ?
Kan er, bij toepassing van artikel 32, 1º, in fine, voorgehouden worden dat deze akten ter registratie aangeboden dienen te worden slechts binnen de vier maanden ingaande op de dag van het overlijden van de langstlevende der ouders, zijnde de dag waarop de voogdij ontstaat, en a contrario dus niet binnen de vijftien dagen na het verlijden van de akte ?