1. Les États membres peuvent, aux fins de l'article 111, paragraphes 1 à 3, attribuer une pondération de risque de 20 % aux actifs constituant des créances sur des autorités régionales et locales des États membres, dès lors que ces créances recevraient une pondération de risque de 20 % en vertu des articles 78 à 83, ainsi qu'aux autres expositions envers ces autorités ou garanties par celles-ci, dès lors que les créances sur ces autorités reçoivent une pondération de risque de 20 % en vertu des articles 78 à 83.
1. De lidstaten mogen voor de toepassing van artikel 111, leden 1 tot en met 3 een weging van 20% toekennen op de activa die vorderingen vertegenwoordigen op regionale en lagere overheden van de lidstaten als deze vorderingen ingevolge de artikelen 78 tot en met 83 een risicogewicht van 20% zouden krijgen, alsmede op andere vorderingen op of gegarandeerd door deze overheden als deze vorderingen ingevolge de artikelen 78 tot en met 83 een risicogewicht van 20% zouden krijgen.