Le juge a quo demande à la Cour si les articles 40 et 41 de la loi sur le registre du commerce violent les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'ils font une distinction entre, d'une part, les commerçants en activité, dont l'action est déclarée irrecevable à défaut d'immatriculation au registre du commerce et, d'autre part, les commerçants qui ont cessé leurs activités et qui ne risquent plus de voir leur action déclarée irrecevable, même s'ils n'ont jamais été immatriculés au registre du commerce.
De verwijzende rechter beoogt van het Hof te vernemen of de artikelen 40 en 41 van de handelsregisterwet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden doordat zij een onderscheid maken tussen, enerzijds, de handelaren met activiteiten, wier vordering onontvankelijk wordt verklaard bij gebrek aan inschrijving in het handelsregister en, anderzijds, de handelaren die hun activiteiten hebben gestaakt en geen onontvankelijkheid van hun vordering meer kunnen oplopen, ofschoon zij nooit een inschrijving in het handelsregister hebben genomen.