Le juge a quo demande plus particulièrement si le fait que la loi du 10 juin 1998 ne prévoit une mesure transitoire qu'à l'égard de l'article 2262bis, § 1, alinéa 2, du Code civil - ce qui implique un délai de prescription plus long lorsque l'action est née avant l'entrée en vigueur de cette loi - et ne prévoit pas une telle mesure transitoire à l'égard de l'article 100, alinéa 1, 1°, des lois sur la comptabilité de l'Etat est compatible avec le principe d'égalité et de non-discrimination.
Meer in het bijzonder vraagt de verwijzende rechter of de omstandigheid dat de wet van 10 juni 1998 enkel ten aanzien van artikel 2262bis, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek in een overgangsmaatregel voorziet - met een langere verjaringstermijn tot gevolg, wanneer de rechtsvordering vóór de inwerkingtreding van die wet is ontstaan -, doch niet in zulk een overgangsmaatregel voorziet ten aanzien van artikel 100, eerste lid, 1°, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.