Art. 15. Le droit aux allocations d'interruption se perd à partir du jour où le membre du personnel contractuel qui bénéficie d'une allocation d'interruption entame une activité rémunérée quelconque, élargit une activité accessoire existante ou encore, compte plus d'un an d'activité indépendante.
Art. 15. Het recht op onderbrekingsuitkeringen gaat verloren vanaf de dag dat het contractueel personeelslid dat een onderbrekingsuitkering geniet om het even welke bezoldigde activiteit aanvangt, een bestaande bijkomende activiteit uitbreidt of meer dan één jaar een zelfstandige activiteit uitoefent.