Le texte actuel octroie un trop grand pouvoir d'appréciation à l'Office des étrangers, redonnant toute leur actualité aux questions posées par le Conseil d'État lors de l'examen de ce qui n'était encore qu'un projet de loi : « quels seront les critères qui permettront de considérer que l'éloignement effectif de l'étranger est toujours possible : exigera-t-on de la part des autorités étrangères une promesse formelle de délivrance, dans un délai imparti ou non, des documents nécessaires ?
De thans geldende bepaling verleent een te ruime beoordelingsbevoegdheid aan de dienst Vreemdelingenzaken zodat de vragen van de Raad van State bij het onderzoek van wat toen nog een wetsontwerp was, opnieuw volledig actueel worden : op basis van welke criteria kan men ervan uitgaan dat de werkelijke verwijdering van de vreemdeling altijd mogelijk is : eist men van de buitenlandse overheid een formele belofte dat de nodige documenten binnen een al dan niet gestelde termijn afgegeven worden ?