A cet égard, il n'est pas superflu de souligner que, dans un domaine plus ou moins analogue, à savoir l'application de l'article 25bis, 3, du code précité (escompte des créances non product
ives d'intérêts), l'administration avait déjà, pour la même période, adopté la même attitude, c'est-à-dire admis de prendre en considération le taux d'escompte applicable en date du 28 janvie
r 1991, soit 10,50% (voir circulaire du 29 novembre 199
...[+++]1, Ci.RH.241/376.581, B. 712, page 125).
In dat opzicht is het niet overbodig erop te wijzen dat de administratie op een gelijkaardig vlak, met name voor de toepassing van artikel 25bis, 3, van voormeld wetboek (disconto van vorderingen zonder rente), voor die periode reeds eenzelfde standpunt had ingenomen, door de op 28 januari 1991 geldende discontovoet, zijnde 10,5%, in aanmerking te laten nemen (zie rondzendbrief van 29 november 1991, Ci.RH.241/376.581, B. 712, blz. 128).