Art. 3. Les compétences suivantes, confiées au fonctionnaire dirigeant de l'Institut par l'ordonnance du 25 mars 1999 portant le Code de l'inspection, la prévention, la constatation et la répression des infractions en matière d'environnement et de la responsabilité environnementale, telle que modifiée par l'ordonnance du 8 mai 2014, sont exercées par le directeur - chef de service ayant l'inspectorat et les sols pollués dans ses attributions : a) les compétences prévues aux articles, 11 et 21, §§ 1 et 2; a) la compétence de mettre la personne passible d'une amende administrative en mesure de présenter ses moyens de défense, prévue par l'article 45 ; b) la compétence de demander au Procureur du Roi de notifier au fonctionnaire dirigeant d
...[+++]e l'Institut sa décision de poursuivre ou non l'auteur présumé d'une infraction visée à l'article 44 ; b) la compétence d'informer le fonctionnaire désigné par le Gouvernement que l'amende administrative ou l'astreinte n'a pas été payée, afin que celui-ci puisse procéder au recouvrement, conformément à l'article 51 ; c) la compétence d'envoyer au Collège d'environnement la copie du dossier administratif de la personne condamnée au paiement d'une amende administrative, en cas de recours contre cette décision, conformément à l'article 49 ; c) la compétence d'accuser réception d'une plainte ; d) la compétence d'envoyer un courrier informant de la clôture d'un dossier au sein de l'Institut ; d) la compétence d'accuser réception d'informations transmises à l'Institut ou de demander un complément d'information.Art. 3. De volgende bevoegdheden, toevertrouwd aan de leidende ambtenaar van het Instituut door de ordonnantie van 25 maart 1999 houdende het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden u
itgeoefend door het afdelingshoofd van de afdeling die de inspectie en de verontreinigde bodems onder zijn bevoegdheden heeft : a) de bevoegdheden voorzien door de artikelen 8, § 4, 11 en 21, §§ 1 en 2; a) de bevoegdheid om de persoon die met een administratieve geldboete strafbaar is in staat te stellen zijn middelen tot verde
...[+++]diging over te maken, voorzien door artikel 45 ; b) de bevoegdheid om aan de Procureur des Konings te vragen om de leidende ambtenaar van het Instituut in kennis te stellen van zijn beslissing om een verdachte van een inbreuk in de zin van artikel 44 al dan niet te vervolgen ; b) de bevoegdheid om de door de Regering gemachtigde ambtenaar in te lichten dat de administratieve geldboete of de dwangsom niet werd betaald, om deze toe te laten tot invordering overeenkomstig artikel 51 over te gaan ; c) de bevoegdheid om een kopie van het administratief dossier van de persoon, veroordeeld tot betaling van een administratieve geldboete, over te maken aan het Milieucollege in geval van een beroep tegen die beslissing overeenkomstig artikel 49 ; c) de bevoegdheid om de ontvangst van een klacht te bevestigen ; d) de bevoegdheid om een schrijven te verzenden waarbij geïnformeerd wordt over het afsluiten van een dossier binnen het Instituut ; d) de bevoegdheid om de ontvangst te bevestigen van inlichtingen overgemaakt aan het Instituut of om bijkomende informatie te vragen.