« Art. 5, § 1. Les activités du service social s'adressent à tous les membres du personnel occupés par les services du Gouvernement flamand et par les organismes publics visés aux articles 1 et 13, au gouverneur de province, à l'adjoint du gouverneur de la province du Brabant flamand, aux commissaires d'arrondissement et aux receveurs régionaux, en service actif ou en disponibilité, aux agents retraités et aux personnes dont ils ont la charge, aux
personnes dont les agents décédés avaient la charge, aux époux et cohabitants des membres du personnel et des membres du personnel décédés, ainsi qu'aux membres du personnel en service dans les
...[+++] cabinets des membres du Gouvernement flamand, à leur époux ou cohabitants et aux personnes dont ils ont la charge, pour autant que les personnes visées au présent paragraphe ne relèvent pas d'un autre service social».« Art. 5. § 1. De werking van de sociale dienst strekt zich uit tot de personeelsleden tewerkgesteld bij de diensten van de Vlaamse regering en de openbare instellingen bedoeld in artikelen 1 en 13, de provinciegouverneurs, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen, de adjunct-arrondissementscommissaris en de gewestelijk ontvangers, die in dienstactiviteit of in disponibiliteit zijn, de gepensioneerden, de personen ten laste en de personen di
e het overleden personeelslid ten laste had, de echtgenoten of samenwonenden van de personeelsleden en van de overleden personeelsleden, alsook
...[+++]tot de personeelsleden tewerkgesteld bij de kabinetten van de leden van de Vlaamse regering, hun echtgenoten of samenwonenden en de personen ten laste van deze laatstgenoemde personeelsleden, voorzover de personen vermeld in deze paragraaf niet onder het werkingsveld van een andere sociale dienst ressorteren».
