Le quatrième moyen, pris de la violation des articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 5.4 de la Convention européenne des droits de l'homme, est dirigé contre les articles 27, 43, 53, § 5, 58, § 4, 70, § 3, 74, 86, § 1, et 99 de la loi relative à l'internement, en ce que les dispositions attaquées exigent que l'interné comparaisse en personne, au motif que ces dis
positions négligent elles aussi la nature particulière de la privation de liberté des personnes malades mentales qui,
souvent, ne peuvent agir par elles-mêmes ...[+++].
Het vierde middel, afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 5.4 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, is gericht tegen de artikelen 27, 43, 53, § 5, 58, § 4, 70, § 3, 74, 86, § 1, en 99 van de Wet betreffende de internering, in zoverre de bestreden bepalingen vereisen dat de geïnterneerde persoonlijk verschijnt, op grond van de overweging dat ook die bepalingen voorbijgaan aan de bijzondere aard van de vrijheidsberoving van geesteszieken die vaak niet voor zichzelf kunnen optreden.