Réponse : Lorsqu'un centre public d'aide sociale décide de procéder au recouvrement des frais de l'aide sociale ou du minimum de moyens d'existence auprès d'un débiteur d'aliments, il doit tenir compte des principes contenus aux articles 16 et 18 de l'arrêté royal du 9 mai 1984 pris en exécution de l'article 13, deuxième alinéa, 1º, de la loi du 7 août 1974 instituant le droit à un minimum de moyens d'existence et de l'article 100bis , § 1 , de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale.
Antwoord : Wanneer een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beslist over te gaan tot de terugvordering van de kosten inzake maatschappelijke dienstverlening of het bestaansminimum bij een onderhoudsplichtige, moet het rekening houden met de beginselen vervat in artikelen 16 en 18 van het koninklijk besluit van 9 mei 1984 tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, 1º, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en artikel 100bis , § 1, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.