3. Dans le cas d'un véhicule pour lequel une réception individuelle a été accordée par une autorité compétente d'un État membre et qui a été immatriculé conformément aux dispositions de l'article 29, les autres États membres autorisent la mise sur le marché, l'immatriculation ou la mise en service de ce véhicule à moins qu'ils n'aient de bonnes raisons de croire que les dispositions techniques en vertu desquelles le véhicule a été réceptionné ne sont pas équivalentes à leurs propres prescriptions.
3. Met betrekking tot een voertuig waarvoor een goedkeuringsinstantie van een lidstaat een individuele goedkeuring heeft verleend en dat is geregistreerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 29, staan de overige lidstaten het op de markt brengen, de registratie of het in het verkeer brengen ervan toe, tenzij zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn met hun eigen technische voorschriften.