Le bourgmestre est tenu de dresser dans un délai bien déterminé, à savoir à l'expiration de la première année du délai de deux ans qui prend cours à l'expiration de la cinquantième année de la concession, pour autant que celle-ci ait été consentie postérieurement au 31 décembre 1925, un acte rappelant que le maintien du droit à la concession est subordonné à une demande de renouvellement qui doit lui être adressée.
De burgemeester moet binnen een welbepaalde termijn, namelijk bij het verstrijken van het eerste jaar van de termijn van twee jaar die begint bij het verstrijken van het vijftigste jaar van de concessie, voor zover deze na 31 december 1925 toegestaan werd, een akte opmaken, waarbij eraan herinnerd wordt dat het behoud van het recht op de concessie afhankelijk is van een tot hem te richten aanvraag om hernieuwing.