L'aide était affectée surtout à l'agriculture (bétail, thé, graines de céréales) et à l'irrigation, conformément à l'orientation de la politique communautaire de coopération au développement, qui privilégiait la sécurité alimentaire.
Landbouw (veeteelt, thee, zaaigranen) en irrigatie waren de belangrijkste concentratiesectoren, hetgeen geheel in overeenstemming is met het belang dat in het kader van de ontwikkelingssamenwerking van de EG wordt gehecht aan continuïteit van de voedselvoorziening.