Lors des négociations de la Convention, certains États, dont la Belgique, avaient comme ambition d'instaurer une obligation d'incrimination de la disparition forcée constitutive de crime contre l'humanité, en faisant référence à la définition contenue à l'article 7 du Statut de Rome de la Cour pénale internationale c'est-à-dire lorsque de tels actes sont pratiqués à grande échelle, de façon généralisée et systématique.
Tijdens de onderhandelingen over het verdrag hadden sommige staten, waaronder België, de ambitie te voorzien in een verplichting tot strafbaarstelling van gedwongen verdwijning die een misdrijf tegen de menselijkheid vormt, zulks met verwijzing naar de definitie in artikel 7 van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafgerechtshof, met andere woorden wanneer dergelijke handelingen worden gesteld op grote schaal, op wijdverbreide en stelselmatige wijze.