La disposition visant à exiger l'accord signé de la personne qui est soupçonnée d'avoir commis un fait qualifié infraction, des personnes qui exercent l'autorité parentale à son égard ainsi que de la victime a été introduite par un amendement visant à « clarifier que l'accord de médiation doit être écrit et par qui il doit être signé » (Doc. parl., Sénat, 2005-2006, n° 3-1312/5, pp. 1 et 2; Doc. parl., Sénat, 2005-2006, n° 3-1312/7, pp. 52-53).
De bepaling die ertoe strekt het ondertekende akkoord te vereisen van de persoon die ervan wordt verdacht een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, van de personen die ten aanzien van hem het ouderlijk gezag uitoefenen en van het slachtoffer, is ingevoegd via een amendement teneinde « te verduidelijken dat het bemiddelingsakkoord schriftelijk moet zijn en door wie het ondertekend moet worden » (Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1312/5, pp. 1 en 2; Parl. St., Senaat, 2005-2006, nr. 3-1312/7, pp.