Avec la formulation proposée, et par analogie avec la prévention de recel, il reviendra de facto au magistrat de se pencher sur la question de savoir si l'ignorance prétendument invoquée par le prévenu n'est pas une sorte d'ignorance acceptée, voire encore d'ignorance grave ou volontaire, qui amènera le juge à penser que le prévenu ne pouvait pas ne pas savoir que son comportement contribue aux objectifs de l'organisation criminelle.
Door de voorgestelde formulering en naar analogie van de verdenking van heling zal de magistraat zich de facto moeten buigen over de vraag of de vermeende onwetendheid waarop de beklaagde zich beroept, niet een soort van aanvaarde onwetendheid is, of zelfs een zware of opzettelijke onwetendheid, die maakt dat de rechter de overtuiging krijgt dat de beklaagde onmogelijk niet op de hoogte kan zijn van het feit dat zijn gedrag bijdraagt tot de oogmerken van de criminele organisatie.