La discrimination est évidente dès lors
que seuls certains anciens officiers temporaires bénéficient de l'avancement à l'ancienneté sans retard d'un an et que, s'il est établi que d'autres officiers temporaires sont encore retardés à l'avancement au grade immédiatement supérieur, ceci ne résulte que de l'application soit d'une disposition qui laisse au Roi une compétence large pour déterminer qui sera encore retardé à l'avancement à l'ancienneté (article 61, alinéa 4, de la loi du 21 décembre 1990), soit de l'article 39 de la loi du 13 juillet 1976, lequel article n'est effectivement pas « explicitement » abrogé par l'article 59, 5°, de
...[+++]la loi du 21 décembre 1990.De discriminatie is duidelijk aangezien slechts bepaalde
vroegere tijdelijke officieren zonder vertraging van één jaar de anciënniteitsbevordering genieten en, hoewel het vaststaat dat andere tijdelijke officieren nog vertraging oplopen bij de bevordering in de onmiddellijk hogere graad, zulks enkel het gevolg is van de toepassing van hetzij een bepaling die de Koning een ruime bevoegdheid geeft om vast te stellen wie nog vertraging zal oplopen bij de anciënniteitsbevordering (artikel 61, vierde lid, van de wet van 21 december 1990), hetzij artikel 39 van de wet van 13 juli 1976, dat immers niet « uitdrukkelijk » is opgeheven bij artikel
...[+++] 59, 5°, van de wet van 21 december 1990.