Art. 3. Pendant le stockage, le transport et la détention par une autre personne qu'un particulier, les artifices de joie emballés doivent être emballés de telle manière qu'ils soient considérés, selon l'annexe A, sous-section 2.2.1.1.7 de l'ADR, comme des artifices appartenant uniquement au code de classification 1.4 G ou 1.4 S.
Art. 3. Verpakt feestvuurwerk is bij het opslaan, het vervoer en het voorhanden hebben anders dan door particulieren, op zodanige wijze verpakt dat het volgens bijlage A, onderafdeling 2.2.1.1.7 van het ADR, uitsluitend kan worden aangemerkt als vuurwerk behorende tot classificatiecode 1.4 G of 1.4 S.